donderdag 12 november 2009

Vocaal geweld

   
Op zaterdag 7 november 2009 doorkruiste ik met een voor die dag geleend OV-fietsje het Utrechts verstedelijkt landschap om voor het eerst de Operaflat in Overvecht life mee te maken. Eén dag in het festival wordt daar een flat overstelpt van vocaal operageweld, gretige kinderblikken, nieuwsgierige families, ietwat argwanende buren, minnende opera- en theaterliefhebbers, en toevallige voorbijgaande luistervinken die naar binnen gelonkt worden door het tumult. Ik had over deze flat al gelezen op de Yo! Opera-site, waar je ook filmpjes van de vorige editie kan bekijken. Ik had er ook al vaak over gehoord, want het is inmiddels de derde keer dat dit event wordt georganiseerd. Desalniettemin - of juist daarom - waren mijn verwachtingen erg hoog gespannen.

Vanop een kleine honderd meter afstand in de Faustdreef hoorde ik de Operaflat al: als aloude Sirenen lonkten de stemmen me dichterbij. Naarmate ik dichter bij kwam, vervluchtigden de nog niet te lokaliseren stemmen zich in een chaotisch tumult. Als een ware ramptoerist en audiofiel beklom ik de trappen van het flatgebouw om te gaan kijken en vooral te horen wat daar aan de hand was.



Wanneer ik bij de eerste verdieping aankwam, stonden er al groepjes mensen voor een deur te drommen om de Sirenen van dichtbij te ervaren. Per verdieping zijn er een paar huizen waar je kan gaan aanbellen, en een mini-opera ontvouwt zich speciaal voor jou. Meestal een blanke dame, soms vergezeld van een jonge man, openen de kelen om een voor deze gelegenheid gecomponeerd opera van slechts één minuut te berde te brengen. Het is een interventie, een directe maar kortstondige 'aanslag' op je zintuigen. In yer face, zouden de Britten zeggen.

Thema voor alle mini-aria's was lievelingseten, en na afloop kreeg je hier en daar ook wat om te verorberen. Op die manier proberen de bedenkers van dit event de opera dichter bij de mensen te brengen. Eten verbindt de mensen, en opera is hier het lokaas. En dat werkt. Zowel smaakpapillen als trommelvlies worden danig gestimuleerd zodat je hunkert naar meer, totdat je alle miniopera's achter de vijfentwintig deuren over negen verdiepingen hebt geproefd. Het is aan jou om van al die ingrediënten zelf een opera samen te stellen, zo suggereert het programmablaadje. Anthony Heidweiller (artistiek leider van Yo! Opera) hield eerder die dag een enthousiaste speech (en interview) waar hij de keuze van het thema en de doelstelling toelicht.



Doorheen het eten 'eigen' je iets toe, en door te koken voor anderen en samen te eten deel je iets van jezelf. Eten vertelt ook veel over eigenheid. Feuerbach zei het al: je bent wat je eet. En die eigenheid is ook wat deze miniopera's willen opzoeken: ze zoeken naar het specifieke in de fascinatie voor opera, om zich weer te kunnen (be)vestigen in de 21ste eeuw.

Heidweiller vertelde verder over hoe opera weer eigendom moet worden van de mensen, die als het ware mee eigenaar worden in het toe-eigenen van deze miniopera's. Op die manier moet opera weer een plek krijgen in de wereld buiten het operagebouw, buiten de schouwburg. Ook al in het evaluatieverslag in februari 2008 van de vorige editie van De Operaflat (door Hilke Bressers) lees ik dezelfde gedachte van Heidweiller dat de verschillende partijen die meerwerkten 'meer eigenaar' moeten worden van het project. "Pas als mensen vertrouwd raken met het concept, worden mensen eigenaar en is er sprake van dialoog. Continuïteit is daarom belangrijk" (p.21).

Die gedachte van eigenaar-zijn roept bij mij enkele vragen op: Aan wie behoort de opera vandaag toe? Wie is het publiek? Wie moet luisteren? En wat is dan zo eigen aan de operaflat wanneer het een begrip van opera buiten haar eigen lokaliteit en context haalt?

De Operaflat exploreert die complexe vraagstelling vanuit een ruimtelijk concept. Het is dan ook in de eerste plaats een locatieproject: het wil van een ruimte ('opera' als akoestische en institutionele ruimte) naar locatie (de 'flat') toe groeien. Wanneer ik in de ruimte van het auditorium in de opera zit, voel ik me verplicht om te luisteren. Hetzelfde heb ik bij gelijk welk concert. De context dwingt mij te luisteren. Dat is enigszins anders in de Operaflat. Wanneer je aanbelt, is dat een vrije keuze. Ook ben je niet gedwongen om te blijven kijken. Meermaals dwaalde mijn blik af naar de omliggende omgeving van de flats aan de overkant waartegen het geluid van de Operaflat sporadisch weergalmde. De locatie was een welkome afleider. Maar wanneer je gegrepen wordt door de blik of de energie van de performer, ben je toch weer gedwongen om de miniopera uit te horen. Er ontspint zich dan een minimaal kader waarbinnen de performance de veilige afstand van een concertsituatie oproept. Je bent wat vrijer in je positionering, maar je bent desalniettemin gebonden aan het luisteren. Je moet wel luisteren. Je kan om de plaatselijke Sirene niet heen.

Ik zag terloops hoe enkele buurtbewoners zich aan de verplichting van het luisteren trachtten te ontrekken. De zangeres deed een stapje opzij voor de voorbijgangers, waarna bij hun snelle aftocht ze haar rug holde om hen een staaltje van haar vocale macht te geven. De stem benadrukte hun vlucht, lokaliseerde hen en zette ze even in de spotlight. En dat vond ik een ludieke en toch veelzeggende observatie: de zangers die tijdelijk deze flats bewonen, oefenen een soort vocaal geweld op deze locatie. Het flatgebouw wordt niet alleen omgeturmd tot een gigantische poppenkast waarin verschillende hokjes toegang geven tot kleine verhaaltjes, en waarin het ook blikkenblozend binnengluren is onder de gesloten luikjes bij de buren. De locatie zelf, het flatgebouw, wordt door de vocale interventies tot een ruimte, die eerder esthetisch aandoet dan een realistische plek. De plaats aan de Faustdreef moet zo inboeten op de imaginaire ruimtes die de aria's oproepen.

Ironisch is dat zo De Operaflat de reële locatie van de flat en haar directe omgeving als klankbord claimt voor haar bedoelingen, in plaats van die ruimte als locatie tot zijn recht te laten komen. Eigenaar is niet meer zo zeer de buurt, waar de verhalen over eten oorspronkelijk vandaan komen. Noch de buurtbewoner die zijn voordeur voor een dag in bruikleen geeft en op de vlucht slaat voor de vrolijke drukte. De Operaflat heeft kennelijk een heel andere eigenaar op het oog (en in het oor). Misschien de zanger, de componist, de scholier die samen werkten aan de minioperaatjes? Maar daar heb je toch het gevoel dat geen van die allen De Operaflat écht bewoont.

De bewuste strategie achter het compositie- en maakproces van De Operaflat, zoals het Receptenboekje van de Festival Werkplaats aanstipt, is juist door de cocktail van 'makers' dat auteurschap te verdoezelen. De enige, echte, onvervalste eigenaar is dan toch misschien wel de luisteraar zelf: de groepjes 'toevallige' passanten, de educator-in-cognito, de ouders en familieleden van de artiesten, de kinderen uit de scholen die meewerkten, en de medewerkers van het Festival. Het is daardoor toch wel een beetje een thuismatch voor de brede middenklasse, die met busjes kijklustigen het gebouw overvallen. Daarbij plaatsen de hapjes na afloop de miniopera's toch wel in een kader van consumptie. De luisteraar komt hier letterlijk om te proeven van de opera-stukjes, niet om hard na te denken over de problematiek van de buurt.

Opera laat zich hier toch maar moeilijk inblenden met de sociale realiteit. Misschien was de vluchtreactie van de buurtbewoner ook wel mede omdat De Operaflat voor de derde keer dit gebouw zo akoestisch (en auditief) claimt. De continuïteit waar Heidweiller het eerder over had, mist dan wel haar kans op dialoog.
____________________________________________________________

Geen opmerkingen:

Een reactie posten